Ga direct naar de inhoudGa naar het hoofdmenu.Ga naar het zoekveld.

DNB logoDNB logo

Open Boek Toezicht

Vaste daling bij toepassen van een lifecycle in de uitkeringsfase

Relevant voor:
pf, ppi, vz
Status:
Q&A
Datum:
19 oktober 2016
Geldigheid:
geldig 
Referentie:
01979
Auteur:
DNB

Vraag:

Hoe kan een pensioenuitvoerder de vaste daling bepalen als in de uitkeringsfase een lifecycle wordt toegepast?

Antwoord:

In artikel 17a, lid 1 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is vastgelegd dat de periodieke vaste daling van de uitkering niet meer mag bedragen dan 35 % van het verschil tussen de risicovrije rente en de parameter voor het aandelenrendement en daarbij ook niet meer is dan consistent met het beleggingsbeleid.


In het geval dat in de uitkeringsfase de beleggingsmix een lifecycle volgt, bijvoorbeeld door periodiek het percentage aandelen in de beleggingsmix te verlagen, kan vooraf een looptijdafhankelijke vaste daling worden vastgesteld. Hieronder wordt een mogelijke berekeningswijze van zo’n vaste daling gegeven. In dit voorbeeld wordt geen spreidingsmechanisme toegepast voor het verwerken van financiële mee- en tegenvallers.

  • Stap 1: Bereken aan de hand van de meest recente rentetermijnstructuur de 1-jaars forward rentes voor de toekomst.
  • Stap 2: Bereken voor elk toekomstig jaar i het verwachte portefeuillerendement Ri1, gegeven de in dat toekomstige jaar geldende beleggingsmix en de in stap 1 berekende 1
    1-jaars forward rente Fi.
  • Stap 3: Bereken vervolgens voor elk jaar i ( i ≥ 2 ) de vaste daling op basis van het verwachte portefeuillerendement Ri-1 en de verwachte risicovrije 1-jaars forward rente Fi-1 over het voorgaande jaar i-1, zodanig dat het effect op de uitkering van het overrendement over jaar i-1
    01979-3_formule 3
    gecompenseerd wordt door het effect van de daling op de uitkering in jaar i.

Dit betekent dat:

en daarmee:

Tot slot, het op de pensioendatum beschikbare pensioenkapitaal moet nu gelijk zijn aan de contante waarde van de toekomstige nominale dalende uitkeringen op basis van de in stap 3 vastgestelde looptijdsafhankelijke dalingen. Hierbij wordt de contante waarde bepaald op basis van de dan geldende rentetermijnstructuur en de meest actuele actuariële grondslagen (zoals bijvoorbeeld sterftekansen).

Een gestileerd voorbeeld:

Stel dat in de uitkeringsfase van de variabele pensioenuitkering wordt gekozen voor een lifecycle waarop een geleidelijk dalende beleggingsmix van toepassing is, waarbij het percentage zakelijke waarden in 10 jaar tijd afloopt van 20% op 67 jarige leeftijd naar 10% op 77 jarige leeftijd. Stel dat de rentetermijnstructuur in dat geval constant is en gelijk aan 1%. De uit de rts volgende 1-jaars forward rentes zijn constant en gelijk aan 1%. De uitvoerder kiest voor de maximale looptijdafhankelijke daling, die gelijk is aan het verwachte overrendement op de beleggingsmix. De vaste daling ziet er dan als volgt uit:

Jaar

Leeftijd

% Zakelijke
waarden

% Risicovrije vastrentende
waarden

Portefeuille
rendement

Looptijd-

afhankelijke
daling2

1

67

20%

80%

2,40%

0%

2

68

19%

81%

2,33%

1,37%

3

69

18%

82%

2,25%

1,30%

4

70

17%

83%

2,18%

1,23%

5

71

16%

84%

2,11%

1,16%

6

72

15%

85%

2,03%

1,08%

7

73

14%

86%

1,96%

1,01%

8

74

13%

87%

1,88%

0,94%

9

75

12%

88%

1,80%

0,86%

10

76

11%

89%

1,73%

0,79%

11

77

10%

90%

1,65%

0,71%

12

78

10%

90%

1,65%

0,64%

13

Enz.

Enz.

Enz.

Enz.

De daling op bijvoorbeeld leeftijd 69 jaar van 1,23% volgt uit het rendement in jaar 2 van 2,33% en de 1-jaars forwardrente in jaar 3 van 1% door toepassing van stap 3:
1,30% = 100%* (1 – (1+0,01)/(1+0,0233)).

________
[1] Zie voor de feitelijke berekening van het portefeuillerendement http://www.toezicht.dnb.nl/3/50-233166.jsp


[2] Gebaseerd op het verwachte overrendement over het voorgaande jaar

Reageer op deze pagina
Sector
  • Aanbieders cryptodiensten
  • Afwikkelondernemingen
  • Banken
  • Beleggingsinstellingen
  • Beleggingsondernemingen
  • Betaalinstellingen
  • Clearinginstellingen
  • Elektronischgeldinstellingen
  • Pensioenfondsen
  • Premiepensioeninstellingen
  • Trustkantoren
  • Verzekeraars
  • Wisselinstellingen
Wetten en EU Richtlijnen
  • CRR en CRD
  • Wft
  • Wet toezicht trustkantoren 2018 (Wtt 2018)
  • Wbft 2019
  • Sanctiewet 1977 (Sw)
  • Wfbb
  • Wvb
  • Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
  • Wwft
  • Zvw
  • Solvency II
  • EMIR - 648/2012/EU
Grondslag
  • Art. 63a PW
  • Art. 75a Wvb
  • Art. 17a en 17d BUPWWVBPR
  • Art. 23a BFTKPF
Gerelateerde onderwerpen
  • Premieovereenkomst, premieregeling en variabele uitkering
  • Het toepassen van een periodieke vaste daling bij een variabele pensioenuitkering
  • Informatieverstrekking variabel pensioen op basis van de rekenmethodieken voor weergave van ouderdomspensioen in scenario’s
  • Premieovereenkomst of premieregeling
meer
Gerelateerde Q&A
  • Ingroeipad bij parameters pensioenfondsen: groeivoeten prijs- en loonindex per 1 oktober 2019
  • Vaste daling bij toepassen van een lifecycle in de uitkeringsfase
  • Berekening portefeuillerendement herstelplannen en kostendekkende premie
  • Maximale dempingsrendement bij een met verwacht rendement gedempte kostendekkende premie
meer
Navigatie English Home
  • DNB.nl
  • Sector
  • Wetten en EU Richtlijnen
  • Home
  • Contact
  • Sitemap
  • English
Uitgebreid zoeken
© De Nederlandsche Bank
Disclaimer Cookies Privacy Verklaring Open Boek Toezicht